naar het overzicht
Faalangst bij leerproblemen
Jos de Vries, Seminarium voor Orthopedagogiek, Hogeschool van Utrecht
Dalkruid 26, 7491 LM Delden
Veel leerlingen kampen naast faalangst ook nog met leerproblemen. Door spanning laten ze zich afhouden presteren op niveau. En die resultaten stonden toch al onder druk doordat leerproblemen hen tegenwerken. Docenten en remedial teachers staan voor de opgave leerbegeleiding te combineren met mentale begeleiding. Alleen, motiveren van deze leerlingen is een subtiel werkje en wijkt enigszins af van de standaardaanpak bij faalangst.
Faalangst is de angst om te mislukken als je een prestatie moet leveren. Het gaat om een bijzondere vorm van angst. Nu is iedereen wel eens angstig, het hoort bij het menselijk leven. Biologisch gezien is angst een reactie op dreigend gevaar. Het lichaam maakt zich klaar om in actie te komen. Spieren en hersenen stellen zich in op ófwel aanvallen ófwel vluchten. Vroeger was angst voor de mens onmisbaar om te overleven. Nu hebben we die angst minder nodig maar het zit wel diep in ons als een instinct.
Bij gevaar kun je aanvallen en er op afgaan. De andere mogelijkheid is vluchten en terugtrekken. Het hangt er maar vanaf of je denkt te kunnen winnen of te zullen verliezen. Die inschatting hangt vooral ook af van vroegere ervaringen.
Mensen kennen allerlei angsten. Ze zijn bang voor hoogten, diepten, water, vuur, spinnen, liften pleinen, en zo meer. Deze angsten steken alleen de kop op in speciale situaties of toestanden. We noemen dat een toestandsangst of angst als toestand. Ook faalangst valt daaronder. Immers, faalangst hoort bij taaksituaties. Steeds is er een koppeling met op een of andere wijze moeten presteren.
Denk aan leerlingen op school en je ziet ze toetsen maken, beurten krijgen en vragen beantwoorden. De school is de natuurlijke plaats om cognitieve prestaties te leveren. Maar ook motorische prestaties worden verlangd, bij praktijkvakken en bij spreken of schrijven. Niet in het minst staat de leerling ook nog voor de opgave sociaal vaardig te presteren. Angstgevoelens kunnen een leerling verhinderen zich vaardig te gedragen. Zo is faalangst onder te verdelen in cognitieve, motorische en sociale faalangst.
Faalangst is een situatie-gebonden angst. Daartegenover staat angst die vast bij een persoon hoort of is gaan horen. Bij sommige psychiatrische stoornissen en na een langdurige pijnlijke levensgeschiedenis kan de angst in de botten van een jongere zijn gaan zitten. Deze angst als persoonlijkheidstrek of levenstrek doet zich in allerlei situaties voor, en gedurende meerdere jaren. Zo op het eerste gezicht lijkt dat soms op faalangst maar het is veel ernstiger.
Voorheen maakten we verschil tussen positieve en negatieve faalangst. Een positief faalangstige leerling zou door de angst om te mislukken verhoudingsgewijs tot juist goede resultaten komen. Vraag echter niet ten koste van hoeveel inspanning. En, ondanks mooie resultaten toch niet zo'n positief verschijnsel. Negatieve faalangst was gereserveerd voor leerlingen die door angstgevoelens juist onder hun niveau presteren. Maar, in beide gevallen is het van belang een normatief etiket als positief of negatief te vermijden. Je wilt immers leerlingen als eerste hun emoties laten accepteren en pas daarna desgewenst laten veranderen.
Bij faalangstigen is het inmiddels gebruikelijk te spreken van perfectionisten of actieve vermijders tegenover uitstellers, opgevers of passieve vermijders. Perfectionisten leren juist heel veel, zeer nauwgezet en uit het hoofd. Hun studeertechnieken zijn inefficiënt. En als er iets misgaat raken ze in paniek. Uitstellers en vermijders verminderen hun spanning door niet mee te doen. Ze houden zich met allerlei belangrijke andere dingen bezig. En beschermen zich tegen zelfwaardeverlies bij een mindere prestatie. Deze laatste vorm van faalangst kan in meerdere of mindere mate voorkomen en is altijd lastig en onvoordelig.
Aanpak op school
Op scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs krijgen faalangstige leerlingen steeds meer aandacht. Zowel in de klas, in individuele gesprekken als via speciale trainingen.
In de klas letten docenten op de interactie tussen leraar en leerling, de leerstofoverdracht en het toetsen/beoordelen van de leerling. Op elk domein stellen ze vast wat faalangstverhogend of juist faalangstverlagend werkt.
Docenten en mentoren zijn regelmatig met leerlingen in gesprek. Zij verkennen hun resultaten en bespreken hun moeilijkheden. Elke mentor zal zijn leerlingen zo veel mogelijk motiveren voor het schoolse werk.
Contacten met ouders worden doorgaans door mentoren onderhouden. Zij informeren de ouders over de vorderingen van hun kind, over handige studeertechnieken, over huiswerkmaken, en dergelijke. Ouders kunnen veel vertellen over hoe hun kind met school omgaat.
Trainingen voor leerlingen met ernstige faalangst worden op veel scholen gegeven. De deelnemers leren ontspanningstechnieken, rationele technieken, motiveringstechnieken en verwerven een hoger zelfbeeld.
Als laatste zien we op scholen de praktijk van mentorlessen. Daarin ontmoet de mentor diens eigen klas en geeft les over onderwerpen die betrekking hebben op leren leren, leren kiezen en ook sociaal-emotionele ontwikkeling. Faalangst neemt daar een voorname plaats bij in.
De leerlingzorg strekt zich uit tot problemen met het leren, het kiezen en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Na een signaleringsfase aan het begin van het eerste leerjaar komen in het ideale geval de resultaten op vakken en signaleringstoetsen ter sprake in een leerlingbespreking. Soms zijn ook diagnostische gegevens beschikbaar. Deze vergadering, zo in november in het schooljaar, neemt besluiten over welke hulp de leerling het beste kan krijgen. Natuurlijk, vakdocenten nemen steeds meer begeleidingstaken op zich, mentoren doen aan individuele zorg, maar daarachter kennen we meer specialistische begeleiding door remedial teachers, counselors, faalangsttrainers en decanen. In de leerlingbespreking probeert het docententeam een rangorde in de geconstateerde problemen aan te brengen en daarmee in begeleidingsbehoefte. Je mag een leerling immers niet overvoeren met begeleiding. Vervolgens komen leerlingen met leerproblemen soms eerst bij faalangsttrainingen terecht, en leerlingen met faalangst bij remedial teaching. En met de mogelijkheid van wisselen na een zekere periode.
Samenhangende problemen
Leerlingen zijn ondeelbare personen. Als ze een leerprobleem hebben gaat dat gepaard met sociaal-emotionele problemen, evenals met keuzeproblemen. Leerlingbegeleiders van allerlei pluimage zien deze samenhang steeds beter. Counselors, decanen en remedial teachers beseffen dat ze elkaar nodig hebben. Veel leerlingproblemen zijn immers te begrijpen door te kijken naar zowel het leren leren, leren kiezen als de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Als tweede zien we een integratie van begeleiding en instructie: taakverbreding van vakdocenten met naast vakinhoudelijke ook begeleidingstaken. Het isolement waarin de leerlingbegeleiders zich bevonden wordt steeds meer opgeheven. De invoering van de basisvorming, de 2e fase en het vmbo spelen daarin een stimulerende rol.
De winst voor leerlingen is dat zij steeds meer als ondeelbaar persoon worden aangesproken. Hun problemen op school krijgen een meerdimensionale inkleuring. Volwassenen in hun functionele rollen zoals vakdocent, mentor of begeleider ontwikkelen een bredere kijk op de leerling met problemen.
Remedial teachers binnen of buiten de school doen er goed aan deze samenhang te bevorderen. Daarvoor zijn uitstekende kansen. Het verband tussen leerproblemen en een sociaal-emotioneel probleem als faalangst is hecht maar complex. Leerlingen die moeite hebben met het leren op cognitieve gronden lopen des te meer risico's door de daarbij optredende emotionele patronen.
Prestatiemotivatie
Leerlingen met faalangst gaan op bijzondere wijze met het leren om. Dat kunnen we illustreren aan de hand van de stappen uit de motivatiecirkel: doelen, feedback, attributie, affectieve waardering en toekomstverwachting.
Zij stellen zich vaak ofwel te hoge ofwel te lage doelen. Beide zijn irreëel in relatie tot hun mogelijkheden. Daarmee onttrekken zij zich aan de verantwoordelijkheid voor het behaalde resultaat. Bij leerproblemen is het ook echt zo dat doelen op onderdelen laag moeten worden gesteld. Een dyslectische leerling zal geen hoge score bij dictees halen. Realistische doelstellingen zijn daarbij niet gemakkelijk te vinden. Te lage doelstellingen, of zelfs het idee er helemaal niets van te zullen maken zijn eveneens funest.
Remedial teachers helpen hun leerlingen te zoeken naar evenwichtige en gedifferentieerde doelen. Daarmee is de prestatiemotivatie van de leerlingen op peil te houden. Differentiatie gaat per taakgebied. Bijvoorbeeld, de doelen bij lezen en spellen stelt een dyslectische leerling nogal laag, maar bij spreken en luisteren juist wat hoger. Bij de talen laag, bij de exacte vakken hoog.
Feedback heeft te maken met de informatie die de leerling over diens geleverde prestaties krijgt. Vaak cijfers, soms een aanvullende opmerking van de docent. De feedback kan positief of negatief zijn, taakgericht of persoonsgericht. Bij faalangstige leerlingen zie je doorgaans dat ze grote behoefte hebben aan een uitgebalanceerde taakgerichte feedback, met nadruk op de positieve variant, maar met gewenning aan de negatieve variant. Zij verdragen alleen positieve taakgerichte en persoonsgerichte reacties. Negatieve feedback, ook al is die alleen maar taakgericht, leggen zij al snel uit als persoonsgericht. Zij hebben grote moeite met de ontkoppeling van taak en persoon bij feedback krijgen. Leerlingen met leerproblemen lopen extra risico's doordat zij op school onvermijdelijk ook veel negatieve feedback te verwerken hebben. In de begeleiding van faalangstige leerlingen met leerproblemen zal er een delicaat evenwicht moeten zijn tussen werken aan de leerproblemen en het tegelijkertijd geven van voldoende positieve feedback. Een volledige acceptatie door docenten, mentoren en remedial teachers van de persoon van de leerling met leerproblemen is een "conditio sine qua non".
Attributie is de toeschrijving door de leerling van successen en mislukkingen aan zichzelf of de buitenwereld. Faalangstige leerlingen hebben de neiging hun successen toe te schrijven aan factoren buiten henzelf: geluk en eenvoud van de taak. Hun mislukkingen daarentegen worden door hen verklaard uit gebrek aan eigen bekwaamheden. In de begeleiding van leerlingen met faalangst probeert men een nieuw verband te leggen tussen eigen inspanningen van die leerling en zijn goede resultaten. Deze koppeling is echter bij leerlingen met leerproblemen problematisch, immers voor onderdelen van het leren zijn deze altijd zwak. Zij zijn pas geholpen als ze gedifferentieerd kunnen toeschrijven: deels zich neerleggen bij mindere prestaties, deels blijven letten op het resultaat van eigen inspanningen.
De affectieve waardering van faalangstigen is zo vanzelfsprekend nogal laag. In het bijzonder is dat bij de combinatie met leerproblemen het geval. De pijn is intens, maar voor de buitenwacht niet altijd gemakkelijk te herkennen. Soms overschreeuwen leerlingen met leerproblemen hun faalangsten door tegenovergesteld gedrag: stoer en lastig, kont tegen de krib. De remedial teacher moet deze emoties erkennen, niet wegpoetsen. Het bieden van succeservaringen is de beste remedie, zeggen dat ze niet dergelijke angsten hoeven te hebben is zinloos en betuttelend.
Faalangstige leerlingen met leerproblemen hebben de neiging tot een sombere toekomstverwachting. Als in een spiraal stellen ze hun verwachtingen alsmaar naar beneden bij. Het grote gevaar is dat ze daardoor hun inspanningen alsmaar verminderen, ze tonen het beeld van de aangeleerde hulpeloosheid. En dat is in combinatie met hun leerproblemen funest.
In de motivatiecirkel laat de faalangstige leerling met leerproblemen zich kennen. Tegelijkertijd vindt de begeleider van leerlingen met leerproblemen er het gereedschap voor de verbreding van cognitieve naar ook mentale begeleiding.
Rationaliteit en hulpeloosheid
Een andere aanpak van faalangst komt vanuit de rationele hulpverleningspraktijk. Het idee is dat faalangstigen hun emoties oproepen door in hoge mate irrationele gedachten erop na te houden. Gedachten als: het wordt toch niks, het is het ergste wat me gaat overkomen, ze waarderen me niet meer als ik zak, ik moet een acht halen, en dergelijke. Vanuit de rationeel emotieve aanpak, de RET, gaat men dan die gedachten te lijf. Dat kan door de vraag naar het realiteitsgehalte te stellen: is deze gedachte waar? Als tweede vraag: helpt deze gedachte mij mijn doel te bereiken?
Bij de combinatie van leerproblemen en faalangst liggen irrationele gedachten alleen maar meer op de loer. Want bij deze leerlingen is het realiteitsgehalte van hun gedachten immers hoger, ze kunnen moeilijker leren, er staat veel op het spel bij de prestatiegerichte opleidingen. Schoolloopbanen zijn in gevaar. Maar tegelijk werken deze gedachten sterk remmend en helpen niet reële schooldoelen te halen.
Op subtiele wijze kan de begeleider bij het werken met leerlingen met leerproblemen helpende gedachten verwoorden. Niet door ze dwingend voor te stellen, maar juist tussen de regels door te presenteren. Meer expliciet kan de begeleider helpende gedachten op kaartjes zetten en als letterlijke geheugensteun meegeven. Deze werken dan als affirmaties.
Al met al moet tot het uiterste worden voorkomen dat de leerling er niet meer in gelooft. De faalangstige leerling met leerproblemen raakt er gemakkelijk van overtuigd dat het werken voor school toch niets helpt: aangeleerde hulpeloosheid. Na vele vruchteloze pogingen schoolse successen te behalen droogt de inspiratiebron op.
Docenten, mentoren en remedial teachers helpen de aangeleerde hulpeloosheid te bestrijden door taken en leerstof zo in te richten dat de leerling de ervaring van succes op eigen verdienste kan krijgen. Motiveren vanuit de leerstof zelf is hier aan de orde. Niet alleen begeleiders, ook vakdocenten kunnen in dit opzicht heilzaam werken. Een remedial teacher vertelde me de spelling van het Nederlands in een aantal regels te hebben uitgelegd. De eerste 12 daarvan zag zij als een minimumprogramma. Voor iedere leerling op alle schooltypen haalbaar. De resterende regels leerde ze alleen voorzover dat redelijkerwijze kon. Het heeft toch geen zin tegen de bierkaai te vechten. In feite werd hiermee aangeleerde hulpeloosheid voorkomen.
Faalangst bij hoogbegaafde leerlingen
Bij leerlingen met hoogbegaafdheid zien je nogal eens daarmee tegenstrijdige schoolresultaten. In potentie zijn zij tot veel in staat. Maar zij hebben onvoldoende geleerd met frustraties bij het leren om te gaan en een goed evenwicht tussen inspanning en resultaat te vinden. Het kwam hen vaak aanwaaien de goede resultaten. Door eigen bekwaamheid, veel minder door eigen inspanningen. Analoog aan leerlingen met leerproblemen is het hun grote opgave zich te blijven inspannen voor schoolse resultaten. Zeker als het, verderop in hun schoolloopbaan, minder vanzelfsprekend is met gemak hoog te scoren. Hoogbegaafde leerlingen moeten dan nog leren hun zelfwaarde niet te verliezen. Maar zij hebben in dat opzicht nog weinig eelt op hun ziel. Begeleiders en ouders hebben hier een taak deze jongeren subtiel te leren omgaan met inspanning en resultaat, en hen niet uit het spoor te laten lopen.
naar het overzicht