INTERMEDIAIR, 25-11-2004
Met zweet in de handen. Faalangst op de werkvloer nog taboe.
Door: Roos Kuiper
Op de meest ongelukkige momenten slaat het toe: tijdens de presentatie, een beoordelingsgesprek of sollicitatiegesprek. ‘Faalangst overkomt de besten, hele carrières lopen er op stuk, maar erover praten is een groot taboe.’
Maria Callas stierf bijna van angst als ze het podium opstapte. Bij Jacques Brel stond steevast een emmer klaar tussen de coulissen, voor hij weer moest kotsen. Acteur Gijs Scholten van Aschat beschrijft zijn faalangst als ‘een zwarte gier die je in je nek springt, een soort doodsangst’. Faalangst, podiumvrees, prestatieangst, plankenkoorts of hoe je het ook wilt noemen is een fenomeen waar iedereen in min of meerdere mate last van heeft. Een beetje faalangst is gezond, vinden we, het zet de geest op scherp. Maar soms is de druk zo groot dat het scherpere bewustzijn omslaat in depressieve gevoelens of in blinde paniek. Begin dit jaar haalde acteur Huub Stapel de voorpagina’s van de kranten door drie dagen voor de première van zijn toneelstuk opeens af te zeggen. Na enkele dagen commotie stond Stapel uiteindelijk toch nog met tekst in de hand op het podium.
Bij dit soort gevallen van extreme faalangst is het vaak de ‘maladie du perfectionisme’ zoals Stapel zijn gedrag verklaarde die parten speelt. Maar ook mensen die niet letterlijk in de schijnwerpers hoeven staan, kunnen flink last hebben van zenuwen als zij een moeilijke prestatie moeten leveren. ‘Het is een enorm taboe om daar over te praten’, zegt trainer en therapeut
Ard Nieuwenbroek
die gespecialiseerd is in faalangst. Hoewel het onderwerp bij kinderen uitermate serieus genomen wordt tachtig procent van de scholen heeft een speciaal faalangstbeleid wordt over faalangst bij volwassenen doorgaans gezwegen. Als we eenmaal aan de hand van de remedial teacher door het eindexamen zijn gesleurd moet het maar afgelopen zijn met de bangigheid. ‘Natuurlijk kunnen volwassenen ook last hebben van faalangst, maar daarvoor gebruiken we verhullende termen als succesangst en prestatieangst’, zegt Nieuwenbroek.
Ondanks de recessie, of misschien juist dankzij, groeit Nieuwenbroeks klantenkring gestaag. Jaarlijks ontvangt hij honderden telefoontjes van werknemers bij wie het angstzweet regelmatig uitbreekt. ‘En allemaal zeggen ze: ik wil niet dat je mijn bedrijf belt. Ik betaal het zelf wel.’
Psychologe Pim Wippoo schreef met Liesbeth Citroen het boekje Alle ogen gericht op … over omgaan met podiumvrees voor uitvoerende kunstenaars. Steeds opnieuw live een prestatie leveren waarbij je jezelf bloot moet geven, is er de oorzaak van dat veel acteurs en musici last hebben van angsten. ‘Podiumkunstenaars kunnen veel van sporters leren. Zij hebben een coach die hen traint om hun emoties te ‘managen’ en zich mentaal voor te bereiden op prestaties. Het hebben van angst is daar zelfs statusverhogend.’
Maar wat is het nou eigenlijk, faalangst? In de wetenschap worden alle angsten op een hoop gegooid om daarna netjes in hokjes als ‘agorafobie’ of ‘smetvrees’ te worden opgeruimd. Faalangst heeft officieel niet zo’n hokje. De gangbare ‘diagnose’ luidt dat er sprake is van een te laag zelfbeeld. ‘Faalangst onderscheidt zich van bijvoorbeeld verlegenheid, doordat het te maken heeft met het moeten leveren van een prestatie’, vindt Nieuwenbroek. ‘Je bent goed voorbereid, je kunt de prestatie prima aan, maar toch zie je opeens door de bomen het bos niet meer en word je in je denken geblokkeerd. Dit komt doordat je bang bent om te worden beoordeeld op wat je hebt bedacht.‘
Heftige angstgevoelens kunnen zelfs verslavend werken, zegt psychologe Wippoo. ‘Bedenk wel: hoe groter de angst, hoe groter ook de euforie als het goed gegaan is. Het applaus dat volgt, bezorgt de faalangstige mens een extreem geluksgevoel.’
‘Faalangst voorkomen begint met een goede voorbereiding’, zegt Wippoo. Het begint met een taxatie van de moeilijkheidsgraad van de klus. Is er voldoende tijd, zijn er voldoende middelen? Wil je met die mensen werken? Wat heb je te kiezen? Stap twee is een goede tijdsplanning. Doorgans wordt er veel te luchtig ingeschat hoeveel tijd iets kost en vergeten mensen hoeveel tijd er gaat zitten in afleidingen. Veel mensen zeggen dat ze alleen onder tijdsdruk kunnen werken en deadlines stellen kan dan soms helpen. ‘Het levert echter ook spanning op als de deadline nadert en de taak nog niet af is. Dan verandert die deadline van een hulpmiddel in een dreiging’, waarschuwt Wippoo.
Ook bij een goede voorbereiding komt vroeg of laat, zeker bij langere projecten, de onvermijdelijke dip. Hoewel veel zelfhulpboeken anders suggereren is het helaas onmogelijk om voortdurend enorm gemotiveerd te zijn en in (een) constante positieve, licht opgewonden staat tegenwoordig vaak flow genoemd aan het werk te zijn. Veel mensen gaan als het even tegenzit nóg langer en harder werken. Dat kan zelfs contraproductief werken, want alleen maar hard buffelen reduceert de faalangst niet. Er zijn ook mensen die in een dip juist allerlei smoesjes gaan verzinnen om maar niet aan het werk te hoeven gaan.
Nu luidt het standaardadvies dat psychologen bij een dip geven: stop met doemdenken en bekijk de zaak eens met reële ogen. Omdat dit veel en veel gemakkelijker gezegd is dan gedaan, zijn er tal van cognitieve gedragstherapieën bedacht om die staat van nuchterheid weer te bereiken. Het doel van al deze theorieën en technieken is dat je jezelf een kleine hersenspoeling geeft door negatieve gedachten (‘waar ben ik aan begonnen?’ of ‘dit wordt echt nooit iets’) in te wisselen voor meer reële opvattingen over hoe je ervoor staat (‘het is een ingewikkeld project, een groot deel is al gelukt, op een paar punten moeten we nog verbeteringen aanbrengen’). Nieuwenbroek noemt dit het vervangen van niet helpende gedachten door helpende gedachten.
Omdat faalangst gepaard gaat met veel stress, worden ontspanningsoefeningen ook sterk aangeraden. De meesterpianist Glen Gould bezwoer zijn angst door op het podium eerst met een glas wijn en een boek in een leunstoel te hangen. Pas als hij zich prettig genoeg voelde, kroop hij achter de vleugel. Nu moet een mens het wel ver geschopt hebben om zich deze aanpak te kunnen permitteren, maar even een korte ontspanningsoefening doen voor het houden van een presentatie werkt ook.
Een ander oplossing om de zenuwen te verminderen is een pilletje slikken. ‘Zeventig procent van de orkestleden zit wel eens aan de bètablokkers, blijkt uit onderzoek’, zegt Wippoo. Hoewel dit medicijn, oorspronkelijk bedoeld als middels bij hartritmestoornissen, niet verslavend is, vraag ze zich af of ze deze remedie moet aanbevelen. ‘Het zou een oplossing kunnen zijn bij situaties waar het er echt vanaf hangt, zoals een auditie. Een of twee borrels nemen is trouwens ook niet zo’n slechte aanpak, alleen heb je op een gegeven moment niet meer genoeg aan twee borrels.’
Hoe vervelend faalangst ook kan zijn, het is beslist geen ziekte, benadrukt Nieuwenbroek. Voor faalangst hoef je ernstige gevallen daargelaten niet in therapie. Iedereen heeft het in meerdere of mindere mate in zich. Het vervelende is alleen dat voor mensen die niet goed met hun faalangst om kunnen gaan de gevolgen heel groot zijn. ‘Vergis je niet, hele carrières lopen hier op stuk, want op het werk heerst niet echt een klimaat waarin zo’n onderwerp besproken kan worden.’
Het is een grote verspilling van geld en talent dat sommige mensen daardoor onder hun niveau gaan werken of zelfs in de wao belanden, vindt hij. Bedrijven zouden zelf heel goed iets kunnen doen aan de begeleiding van faalangst en vooral voor coaches en leidinggevenden ligt hier een taak. ‘Het zou gewoon een vast onderdeel moeten zijn van het functioneringsgesprek.’